Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zij zijn [56]vet, zij zijn glad, [57]zelfs de daden der bozen gaan zij te boven; de rechtzaak richten zij niet, [zelfs] de rechtzaak des wezen, nochtans zijn zij [58]voorspoedig; ook oordelen zij het recht der nooddruftigen niet. 56. Vergelijk Deut.32:15. 57. Dat is, zij zijn erger in hun doen, dan zelfs de allerboosten plegen te wezen; vergelijk boven hfdst.2 vs.33. Anders: zij overtreden [met] boze stukken. Hebreeuws, zij gaan teboven, of overtreffen de woorden, dingen, zaken, of handelingen des, of eens bozen; of aldus: Zij gaan door, door boze stukken; dat is, bedrijven allerlei boosheid stoutelijk. 58. Varen wel, worden rijk, vet en glad gelijk in het voorgaande gezegd is.